Een bakkie doen bij…
Rob Wirtz, verbindelaar aan boord van de Bruinvis
“Toen ik tijdens mijn opleiding werd rondgeleid op een onderzeeboot, dacht ik: jaaaaa hoor, zeker dagenlang in zo’n krap ding onder water zitten…!? No *bleeping* way!” Rob Wirtz (19), matroos operationele dienst verbindingen (ODVD), heeft het als ‘verbindelaar’ al drie jaar lang hartstikke naar z’n zin bij de marine. Dat hij na twee jaar bij de bovenwatervloot tóch op een onderzeeboot terecht is gekomen, verbaast hem nog steeds wel eens. Maar inmiddels zou hij niet anders meer willen!

Communicatie, communicatie en nog eens communicatie – dat is waar het allemaal om draait als je verbindelaar bent. “In de vakopleiding leer je alles over de verschillende manieren waarop je contact kunt leggen met andere schepen, hoe je berichten binnenhaalt, welke systemen er allemaal zijn om met elkaar in verbinding te komen en te blijven, en hoe je bepaalde belangrijke boodschappen overbrengt: via de radio, met vlaggetjes of morse, door middel van tactisch seinen, per telefoon of telegraaf, via de satelliet, per e-mail… Op een bovenwaterschip gebruik je al die methoden wel eens, afhankelijk van de situatie. Op een onderzeeboot ben je veel meer beperkt: je mag al blij zijn als je veilig een antenne omhoog kunt gooien voor een kwartiertje radioverkeer. Zodra je berichten gaat uitzenden en binnenhalen ben je tenslotte detecteerbaar, en dat is nou juist wat we níét willen. Bij ons moet alles zoveel mogelijk in het geheim.”
Geknipper met lichtmorseD

e eerste twee jaar van zijn loopbaan bij de marine werkte Rob vooral aan boord van de Hr.Ms. Amsterdam, een groot bevoorradingsschip. “Tijdens het bevoorraden op zee waren we als verbindelaars constant aan het ‘knipperen’: dan heb je via lichtmorse contact met het andere schip, om elkaar duidelijk te maken hoe de boel ervoor staat. Bij een onderzeeboot is zoiets ondenkbaar: dat geknipper valt natuurlijk veel te veel op voor een boot die zich continu schuil moet houden!”
Weekje meevaren voor de ervaring
Dat Rob tegenwoordig aan boord van de Hr.Ms. Bruinvis zit, heeft ‘ie enerzijds te danken aan z’n eigen nieuwsgierigheid, anderzijds aan een collega van hem op de Hr.Ms. Amsterdam. “Die had zelf een tijd op een onderzeeboot gevaren en was daar heel enthousiast over. Volgens hem was één zo’n rondleiding helemaal niet representatief; het váren, daar ging het om, zei hij. En hoe meer hij daarover vertelde, hoe meer belangstelling ik toch eigenlijk ook wel kreeg. Bleek hij voor mij te kunnen regelen dat ik een weekje mee mocht met de Zeeleeuw, puur voor de ervaring... Dus dat deed ik natuurlijk. En inderdaad, daarna was ik helemaal óm!”
“De eerste keer dat ik onder water ging, was een heel speciaal gevoel. Meer het idéé dan iets anders hoor, want fysiek merk je er eigenlijk niks van. Wel werd de boot steeds stabieler naarmate we dieper kwamen, want op een gegeven moment zijn er bijna geen schommelingen meer. Ik heb toen ook voor het eerst moeten leren om heel zachtjes te doen, niet met deuren te smijten, zachtjes te praten, niks uit mijn handen te laten vallen… Want door zo’n foutje zou je per ongeluk opgemerkt kunnen worden door een ander schip. Maar het wordt al gauw een tweede natuur om je zo stil mogelijk te houden zodra je onder water zit. Ook aan andere dingen was ik trouwens heel snel gewend: de krappe ruimtes, het gebrek aan privacy, varen zonder vrouwen… Het bleek allemaal prima te doen, haha.”
Geen geheimen meer…Elk bemanningslid van een onderzeeboot moet vroeg of laat zijn ‘flipper’ halen: een speldje met twee dolfijnen, als symbool dat de onderzeeboot geen geheimen meer voor je heeft – bij wijze van spreken dan… Je moet je weg kunnen vinden in de machinekamer, alle brandblussers kennen, weten hoe je het halonsysteem activeert, zowel op afstand als handmatig, weten waar de kleppen zitten en hoe je die moet bedienen in geval van nood, weten hoe de boot onder water gaat, waar de ballasttanks voor dienen en hoe je met de opdrijfboeien weer naar boven komt, hoe je een noodsignaal uitzendt… “Van de kok tot de matroos technische dienst tot de verbindelaar, iedereen moet die dingen op een gegeven moment kunnen dromen. Met zo’n kleine bemanning – we zijn meestal met ongeveer zestig man – moet je allemaal zo breed mogelijk inzetbaar zijn, in de eerste plaats natuurlijk vanwege de veiligheid, maar ook omdat het gewoon handig is als iedereen overal kan bijspringen.”
Communiceren vanaf de Bruinvis is ingewikkelder dan destijds op de Amsterdam, vertelt Rob. “Op zo’n bovenwaterschip zijn ze eraan gewend om 24 uur per dag berichten te kunnen versturen en ontvangen, altijd te kunnen e-mailen, de radio altijd ‘open’ te hebben staan… Bij ons is er vaak maar twee keer per etmaal contact. We komen dan een eind naar boven, tot periscoopdiepte, en steken van daaruit de mast omhoog, de antennes uit. Dan halen we zo snel mogelijk de berichten binnen die de afgelopen twaalf uur naar ons zijn uitgezonden, en zelf versturen we onze eigen berichten, die we ook altijd opsparen voor één zo’n sessie. Zodra alles is verwerkt, trekken we de mast in en gaan we weer dieper varen.”
Eén met elkaar en één met de boot

Berichten vercijferen en ontcijferen kán Rob op zich wel, maar zolang hij nog matroos is behoort dat niet tot zijn taken. “Al merk je hier eigenlijk weinig van die rangen en standen”, lacht hij. “Het team op zo’n onderzeeboot is enorm hecht. De sfeer is apart, je zit op elkaars lip, je bent afhankelijk van elkaar, je weet ook heel veel van elkaar. Je deelt in feite alles. Dat is één reden waarom ik nog wel een aantal jaren wil blijven. De andere reden is dat ik het werk zo boeiend vind. Want al heb ik hier misschien minder verschillende verbindelaarstaken dan op een ander schip, ik ben de énige matroos verbindelaar op de Bruinvis en dat brengt veel verantwoordelijkheid met zich mee. Bovendien word ik hier intern zo nauw bij alles betrokken dat ik ondertussen veel meer weet en kan en doe dan alleen mijn eigen werk. Als bemanning van een onderzeeboot ben je één met elkaar en één met je boot, en zo voelt het ook echt voor mij: ik ben hier deel van een geoliede machine, deel van een team waarin we allemaal veel meer bezig zijn met ons gezamenlijke doel – slim en veilig varen met de Bruinvis – dan ieder mannetje met zichzelf.”
April 2007
Geen opmerkingen:
Een reactie posten