dinsdag 20 oktober 2009

Werkweek van...(5)

Een willekeurige werkweek van…

Bart Nachtegeller, marinier der eerste klasse

Als je je een dag lang zwaar hebt lopen inspannen op een ijskoude berg, dan heb je ’s avonds natuurlijk best wel zin in een goeie maaltijd – al ben je op survival en weet je dat je geen vijfgangendiner geserveerd zal krijgen. Maar om je nou te moeten redden met een levende vis... Er zijn grenzen! Marinier Bart Nachtegeller (22) heeft ook liever een bord stevige erwtensoep, maar voor één keer zo’n vis, daar kan hij wel om lachen. Over ‘wak-skiën’ in Noorwegen praat hij alsof het om rolschaatsen op een Nederlands fietspad gaat. En dat hij met zijn parachute een keer in een boom is blijven hangen, dat klinkt uit zijn mond best relaxed. Met zijn kurkdroge humor kan hij uren en uren vertellen over ‘het mooiste vak dat er is’, zonder de indruk te wekken dat hij zichzelf een stoere bikkel of een bijzondere gozer vindt. “Grenzen verleggen, daar gáát het juist om!”

Maandag

Bart heeft extra veel zin in de komende week. Zijn peloton gaat namelijk ‘springen’. Dat betekent: elke dag meerdere keren het vliegtuig in en uit, maar dat laatste dan wel per parachute! “Zelf heb ik al een brevet, dus voor mij is het vooral een kwestie van bijhouden. Maar er zitten ook jongens tussen die nog met hun para-opleiding bezig zijn, dus die moeten zoveel mogelijk oefenen.” Samen met nog twee andere pelotons vormt dat van Bart de 11e paracompagnie. De naam zegt het al: alle mariniers van deze compagnie moeten uiteindelijk parachutist worden. Voor ‘erbij’... Om half acht bij het ochtendappèl op de marinierskazerne in Doorn wordt de springers gevraagd of ze hun rugzak, helm, paraboekje en identificatieplaatje paraat hebben. Yep. “Nu gaan we eerst zoveel mogelijk chutes in een truck laden”, vertelt Bart. Een tweede truck, met de springers zelf, rijdt mee naar vliegveld Soesterberg, nog geen tien kilometer verderop. Daar is het: parachute om, borstvalscherm (reserveparachute) om, helm op. “Voordat we het vliegtuig in mogen, worden we gecontroleerd door speciale para-dispatchers”, zegt Bart. “Die begeleiden ons zowel op de grond als in de kist.” Even later vliegt de Fokker 60 – met 280 kilometer per uur en op 400 meter hoogte – rond boven de ‘drop zone’, de Leusderheide. Wéér moeten de springers hun uitrusting checken, tot op eventuele loshangende veters toe. Als eindelijk het sein ‘two minutes’ klinkt, weten de eerste acht dat het bijna zover is. Kort daarna mogen ze opstaan. Bart gaat vandaag voorop. In de deuropening voelt hij het enorme contrast tussen de windstilte binnen en het keiharde langssuizen van de wind buiten. Bij het volgende sein, ‘tien seconden’, wordt het menens. Bart legt zijn kin op de borst, pakt zijn borstvalscherm vast, hoort ‘green on go’, ziet dat het groene lampje gaat branden en springt. Na een minuut landt hij – met aaneengesloten voeten en knieën, voor het ‘schokbrekereffect’ – op de hei.

Dinsdag

Ook vandaag begint de ochtend in Doorn, de thuisbasis van de mariniers. Straks moeten de jongens weer gaan springen – althans, volgens plan. “Ik blijf het schitterend vinden”, zegt Bart enthousiast. Hoe voelt dat dan, als je plotseling geen grond meer onder je voeten hebt en volledig aan je parachute bent overgeleverd? “Eerst ben je even totaal gedesoriënteerd. Met een enorme snelheid word je weggezogen naar de staart van het vliegtuig. Maar zodra de chute na een paar seconden vanzelf opengaat, is het ineens helemaal stil. En dan hang je gewoon heerlijk te hangen. Onwijs kicken. Achter je zie je al die andere bolletjes, pop, pop, pop, als zwevende paddestoelen in de lucht. Prachtig. Je hebt alleen wel erg weinig tijd om te genieten, want een voorbereiden op de landing.” Ineens wordt het peloton meegedeeld dat het weer vandaag helaas niet geschikt is om te springen. Jammer! Er wordt een aangepast rooster in elkaar gezet voor op de kazerne. Beetje touwbaan, beetje theorie over het herkennen van voertuigen, beetje hardlopen, beetje les over radioverbindingen, en binnen de kortste keren is het alweer kwart over vier. Vroeger sliep Bart door de week altijd op de kazerne (“Best gezellig!”), maar sinds hij samenwoont, rijdt hij na een werkdag in Doorn toch liever naar huis (“Nóg gezelliger!”).

Woensdag

Bart z’n achttiende verjaardag viel precies samen met de laatste dag van zijn FINEX, de pittige eindoefening waarmee de algemene mariniersopleiding in Rotterdam wordt afgesloten. “Die dag loop je eindelijk de poort van de kazerne weer binnen, waar je juichend wordt begroet door vrienden en familie. Heel apart.” Ooit spijt gehad van zijn keuze? “Nee, nooit. Dit vak is echt een deel van mijn leven geworden.” Vijf jaar na zijn ‘intocht’ heeft Bart al zeven specialisaties behaald. Behalve parachutist is hij scheepsduiker, antitankschutter, KWT (koudweer- en berggetraind), truckchauffeur, veldkok en LCRM-bestuurder (‘piloot’ van een Landing Craft Rubber Motorized, een grote rubberboot). Voor elke specialisatie heeft hij een aparte opleiding gevolgd – soms een week, soms een halfjaar! “Het is handig om breed inzetbaar te zijn”, zegt Bart. “Neem mijn KWT: toen er in Afghanistan een helikopter van de luchtmacht op een bergtop was neergestort, mocht ik er samen met nog wat KWT-getrainde mariniers heen om dat ding te beveiligen, voordat de lokale bevolking hem zou strippen: er zit dure apparatuur in zo’n Chinook. Na een week was die kwestie opgelost, maar daarna mocht ik nog tweeënhalve week in Afghanistan patrouilles rijden en wachten draaien met mariniers die al langer in Afghanistan zaten. Een hele ervaring!”

Donderdag

Vanuit Doorn moeten de mariniers binnen 48 uur kunnen vertrekken naar welk crisisgebied dan ook. Maar er zijn dingen die ze zelfs in Doorn niet kunnen oefenen. Woningen binnendringen, bijvoorbeeld, om tegenstanders uit te schakelen en onschuldige burgers te bevrijden. Want juist dát is tegenwoordig nodig tijdens buitenlandse uitzendingen: de ‘bad guys’ verschansen zich steeds vaker in dorpen en steden, tussen de burgers. “Welkom in Oostdorp”, lacht Bart. “Een unieke plaats, gelegen in het hart van schietterrein De Harskamp.” Ondanks de 33 woningen heeft het oefendorp geen inwoners: die worden beurtelings gespeeld door militairen. Aan het eind van de ochtend bestormt een geweergroep van acht mariniers een huis met een kelder. “Don’t shoot, don’t shoot!” klinkt een verdacht hoog stemmetje vanuit een van de ondergrondse kamers. De jongens oefenen hoe ze elk risico voor zichzelf en elkaar kunnen vermijden als ze een onbekend huis binnengaan, hoe ze moeten omgaan met terroristen, met kinderen, met vrouwen, dat ze altijd moeten blijven communiceren, dat ze nooit zomaar voor een raam of in een deuropening mogen gaan staan, dat het soms veiliger is om zelf een doorgang in de buitenmuur van een woning te ‘blazen’ dan bij de voordeur aan te bellen…

Vrijdag

Bart heeft met zijn eenheid in De Harskamp geslapen, aan de rand van het schietkamp. De mariniers zijn terug in Oostdorp, waar ze via een zogenaamd riool ongezien een verdachte woning aan het eind van de straat moeten binnendringen. Heel belangrijk bij dit soort oefeningen is de evaluatie achteraf. “Zeg Wouters, jij liep zonder te kijken zomaar langs die open deur. Besef je wel dat je daarmee een enorm risico hebt genomen, zowel voor jezelf als voor je buddy? Dat kán niet hoor! Altijd eerst checken of een ruimte veilig is voordat je verder gaat!” Bart vermoedt dat ze vanmiddag nog wat schietoefeningen krijgen: “Buiten Oostdorp is het hier één en al schietbaan. En elke baan is anders. Zelf vind ik de compagniesbaan altijd wel mooi. Daar loop je met je hele compagnie door het terrein heen, en dan komen er steeds van die klapschijven omhoog waar je op moet vuren.” Sergeant-majoor Van Zijtveld, die Bart tot nu toe geduldig zijn verhaal heeft laten doen, komt onze kant op, drie papieren tasjes in zijn hand. Zonder iets te zeggen zet hij ze voor ons neer. Het blijken lunchpakketten te zijn, compleet met snoeprepen en pakjes drinken. Super! Nog één vraag, beloven we, en dan krijgt hij Bart van ons terug. Wat die het leukste vindt aan zijn werk, willen we weten. Barts antwoord rolt er in één keer uit: “Het groepsgebeuren. Het teamgevoel. De samenwerking.” Hij neemt een slokje sap. “En de majoor, uiteraard.”

Juli 2006

Geen opmerkingen:

Een reactie posten