Jingle trucks, jingle trucks, jingle all the way…
All the way to Afghanistan
In een avontuurlijke bui diende ‘matroos schrijver’ Erik Stroes (27) twee jaar geleden het verzoek in of hij een keer uitgezonden kon worden op een vredesmissie naar Irak, Afghanistan of Bosnië. Veel kans maakte hij niet, dat wist ‘ie, want van schrijvers hebben ze er op zulke missies maar weinig nodig. Al snel was het idee dan ook weer heel diep weggezakt. Totdat er in september 2006 ineens een spannend telefoontje uit Den Helder kwam… 
Voor zijn gevoel had Erik op een gegeven moment wel zo’n beetje alle functies binnen de Logistieke Dienst Administratie (LDA) bij de hand gehad. “Ik heb veel gevaren, ben zelfs een keer zes maanden met een schip op wereldreis geweest, en heb ook in Nederland veel verschillende administratieve functies gehad. Ik deed het allemaal met veel plezier hoor, maar ik had ook wel eens zin om als militair een poosje iets totaal anders te doen. Vandaar dat ik dat verzoek indiende. Maar ja, op vredesmissies hebben ze meestal maar één matroos schrijver nodig. Ik rekende dus nergens op. Vandaar dat ik dat hele verzoek al zowat vergeten was toen ik in september 2006 werd gebeld vanuit Den Helder… Of ik op zeer korte termijn voor drie maanden naar Afghanistan wilde!”
Nu of nooitErik werkte op dat moment als evenementencoördinator op de marinekazerne in Amsterdam. “Dat was een hartstikke leuke baan. Ik regelde alles voor eendaagse bijeenkomsten, recepties en borrels, maar ook voor grote NATO-vergaderingen, de ondersteuning van 4 en 5 mei, de kranslegging op de Dam… Lekker druk en heel afwisselend. Dat zou ik dus wel moeten opgeven voor die drie maanden in Afghanistan, maar tijd om na te denken was er eigenlijk niet. Het was nu of nooit. Ik kón dit gewoon niet laten schieten!”

In recordtempo werd Erik voor z’n missie klaargestoomd: trainingen, instructies, inentingen, een nieuwe uitrusting – in warme landen draag je een kaki camouflagepak – en vóór hij het wist zat hij al in het vliegtuig naar Kaboel. “Daar vandaan werd ik rechtstreeks naar de compound in Kandahar gebracht, mijn verblijfplaats voor de komende drie maanden. Ik zou het kamp niet af mogen, dat was veel te gevaarlijk en daar ben je als LDA’er natuurlijk ook helemaal niet voor getraind. Onze mariniers gaan echt de bergen of de steden in en staan soms oog in oog met Taliban-strijders, maar dat was op mijn post niet aan de orde. Niet dat ik daadwerkelijk als matroos schrijver was aangesteld, want die hadden ze inderdaad niet nodig. Nee, mijn werkplek was aan de poort van de compound, waar de vrachtwagens met bevoorrading dagelijks arriveerden. Daar kwam ik wel veel in aanraking met de lokale bevolking, maar ik had juist te maken met locals die door onze collega’s van het Afghaanse leger waren gescreend en ingehuurd, en met wie wij als coalitie dus samenwerkten. Geen Taliban dus…”
Mazzel met accommodatie
“Op de compound zaten we in totaal met zo’n 10.000 mensen, het grootste deel Amerikanen. Ook een hoop Canadezen, een aantal Engelsen en Roemenen, en een paar honderd Nederlanders. Op het Amerikaanse gedeelte van het kamp waren de voorzieningen supergoed; daar was echt veel zorg aan besteed omdat sommige van hun militairen daar járen blijven. Ik viel met mijn team onder de Amerikaanse leiding en sliep daarom ook in de Amerikaanse barakken. Daar had ik mooi mazzel mee: een stofvrije kamer met vier bedden, schoon sanitair in het halletje heel dichtbij… De andere Nederlanders moesten naar een hokje ergens buiten om naar de wc te gaan!”
Het werk waar Erik zijn dagen mee vulde, had weinig met zijn eigen dienstvak te maken: hij maakte deel uit van het zogeheten ‘jingle team’. “Met een stuk of vijftien man waren wij verantwoordelijk voor de controle van de vrachtwagens die elke dag spullen kwamen brengen naar de compound. Het ging dan meestal om etenswaren en andere goederen die uit Amerika en Europa naar Pakistan waren verscheept en die daar vandaan in containers naar Kandahar en de andere kampen van de ‘coalition forces’ gebracht moesten worden. Om er zeker van te zijn dat we niet voor vervelende verrassingen zouden komen te staan, moesten die vrachtwagens én hun Afghaanse chauffeurs elke keer ontzettend streng worden gecontroleerd. Dat ging met honden, maar ook met een scanner, met spiegels, en desnoods handmatig… Soms duurde het de hele dag voordat een vrachtwagen veilig was verklaard.”
Ieder z’n kleur, glitter en getinkel

In het begin moest Erik wel wennen aan de taalbarrière, en ook aan de chaos die er soms ontstond wanneer alle chauffeurs probeerden als eerste geholpen te worden, maar al gauw leerde het ‘jingle team’ genoeg woorden om een beetje met de Afghanen te communiceren. “Toen werd het eigenlijk steeds leuker. Op een gegeven moment hadden we de chauffeurs zelfs zo ver dat die ’s ochtends allemaal keurig met hun vrachtwagens in een lange rij op hun beurt stonden te wachten. Dat was wel kicken, ja. Sowieso kregen we met veel locals een heel goede band. Sommige mensen zag je een paar keer per week, en die herkenden we dan al van ver aan hun eigen unieke ‘jingle truck’. Iedere chauffeur probeert zijn truck met zoveel mogelijk kleur, glitter en getinkel te versieren. Vandaar dus ook dat ze ons het ‘jingle team’ noemen…”
Slapen met één oor open
Hoewel Erik al met al terugkijkt op een fantastische ervaring, waren er ook mindere momenten. “In die drie maanden tijd is ons kamp elf keer bestookt door raketten van de Taliban. Dan moet je allemaal zo snel mogelijk de schuilkelder in of je op een andere manier beschermen. Vaak waren die mortieraanvallen ’s avonds of ’s nachts, dus je slaapt eigenlijk nooit meer heel diep, je blijft alert, slaapt bij wijze van spreken altijd met één oor open. Maar vlak voordat ik kwam was het allemaal nog veel erger geweest, hoorde ik: toen was het kamp in één maand maar liefst zestig keer aangevallen! Daarna begon het tegen de winter te lopen en hielden de Taliban zich kennelijk een beetje gedeisd…”
Met Bennie Jolink de schuilkelder inEn hoogtepunten? “Nou ja, we kregen op een gegeven moment bezoek van Bennie Jolink, die kwam zingen. Hartstikke lachen. Alleen net toen het feestje was begonnen, werden we bestookt door een raket. Wij dus allemaal de schuilkelder in, gingen we daar gewoon vrolijk verder! Absurd, als je dat achteraf weer voor je ziet… Maar wat ik persoonlijk denk ik het leukst vond, was dat we thuis werden uitgenodigd bij zo’n Afghaanse generaal met wie we samenwerkten. Zo hartelijk als je dan wordt ontvangen, en het eten dat je dan samen deelt… Voor mij waren dát echt de krenten in de pap!”
April 2007
Geen opmerkingen:
Een reactie posten