
Vandaag is Danny druk op het dek. Er wordt geoefend hoe je op zee voor anker gaat. Daar komt heel wat meer bij kijken dan zo’n ding even overboord gooien – er is een officiële procedure voor die je als OD’er moet kunnen drómen, vooral vanwege de veiligheid. “Je werkt met zwaar tuig. Zo’n ketting bijvoorbeeld: het is streng verboden om daar overheen te stappen, want stel dat hij knapt, dan schiet hij met enorme kracht los en ben jij je benen kwijt. Al dat soort regels moet ik in een verslag verwerken. Daarna checken ze nog heel vaak of je echt alles weet, en uiteindelijk wordt zo’n taak afgetekend dan in je boek en mag je het ook zelf een keer doen.” Het typische buitenwerk – voor anker gaan, afmeren, de RHIB (reddingsboot) te water laten en besturen, andere boten aansluiten om ze mee te kunnen slepen – hoorde vroeger bij de ODND, de Nautische Dienst, maar die is vorig jaar samengevoegd met de ODOPS, de Operaties. Iedere OD’er wordt nu dus opgeleid voor beide richtingen: het speurwerk achter de schermen in de commandocentrale én het nautische werk op het dek en op de brug. Nadeel is dat je veel moet leren voordat je tot matroos der eerste klasse kan worden bevorderd, voordeel is natuurlijk dat de OD een super-afwisselend dienstvak is geworden!

Het zijn lange dagen tijdens zo’n NOST. Vijf uur op, vijf uur af, zeven uur op, zeven uur af. En dan moet Danny in zijn ‘vrije tijd’ ook nog opdrachten maken voor zijn takenboek. Deze week werkt hij aan een wereldkaart die hij zelf moet uittekenen. “Een OD’er moet snel een plaatje kunnen maken van waar het schip zich bevindt, voor het geval dat de radars uitvallen. Het eigen schip is altijd het middelpunt, en daar omheen geef je aan waar de vijand zit en waar de vrienden.” Danny hoopt dat zijn kaart straks wordt goedgekeurd. Een andere taak is inmiddels afgetekend: gisteren is hij ‘geslaagd’ voor het onderdeel voor anker gaan!

’s Ochtends zit Danny weer in de commandocentrale. Dit keer begint hij achter het onderzeebeeld. Met sonar wordt in de zee gezocht naar grote objecten, zodat een eventuele vijandelijke onderzeeboot op tijd wordt gespot. “Als er iets wordt gevonden, moet ik laten onderzoeken wat dat kan zijn. De korporaal die naast me zit gaat dan rondvragen. Of er op die plek misschien een wrak ligt of een groot koraalrif. Maar het kan ook een walvis zijn. Daar kom je achter door geluiden uit te luisteren.” Aan het eind van de ochtend zit Danny achter het zeebeeld: weer speurt hij naar verdachte objecten, maar nu aan het wateroppervlak. Hij stuit op een ander schip en geeft dat door aan de uitkijk, een OD’er die vanaf de brug met de verrekijker veel kan zien. Het blijkt om een koopvaarders te gaan: niks aan de hand! ’s Avonds staat Danny zelf op de brug met de verrekijker in de hand. “In het donker is het makkelijker om schepen uit elkaar te houden, want elk soort schip heeft z’n eigen lichtpatronen
VrijdagEen korte vrijdag deze week, met een wel héél lang weekend voor de boeg: drie weken verlof! De Hr.Ms. Van Amstel is namelijk weer terug in Den Helder. ’s Morgens heeft Danny nog even op de brug gestaan, aan het roer. Dat mag je tijdens de stage wel alvast echt oefenen. De roerganger voert orders uit van de officier van de wacht, die ook bepaalt of er met de automaat of met de semi-automaat kan worden gestuurd. Om drie uur ’s middags stapt Danny van boord. ’t Was leuk, de NOST, maar thuiskomen heeft ook wel wat. “Lekker naar Leek, m’n vriendin weer zien.” Z’n vriendin? Vindt zij het niet erg dat Danny steeds zo lang weg is – als het schip in Den Helder ligt van maandag tot vrijdag, nu net vijf weken Engeland, straks een paar maanden Middellandse Zee? “We zijn het gewend, want toen we iets met elkaar kregen, zat ik al bij de Marine. Ze wist dus waar ze aan begon. En het weerzien is altijd des te leuker!”
April 2005
Geen opmerkingen:
Een reactie posten