dinsdag 20 oktober 2009

Wist je dat...(1)

WIST JE DAT…

Bevoorraders & transportschepen

Fregatten, korvetten, kruisers, destroyers... overal ter wereld houden onze marineschepen het uit, ook voor langere tijd, ook op zee. Maar hoe gaat dat eigenlijk, als je niet zomaar elke vrijdag flink kunt inslaan bij de groothandel? En als je niet elk halfuur langs een tankstation komt? Want je moet natuurlijk wel gewoon kunnen eten, en zonder brandstof begin je ook niet veel. Twee typen schepen bieden dé oplossing: bevoorraders en transportschepen.

Bevoorraders


In principe moeten marineschepen op zee zelfstandig kunnen opereren. Daarom vind je in het magazijn van bijvoorbeeld een M-fregat meer dan 25.000 artikelen, van wc-papier tot brandblussers. Maar omdat zelfs een grote voorraad elke dag een beetje kleiner wordt, moet die wel regelmatig worden aangevuld. Hetzelfde geldt voor brandstof. Bijtanken kan in een haven, maar ook op zee. En dat is dus waar bevoorraders voor dienen: die zijn namelijk speciaal ingericht om andere marineschepen op zee te voorzien van brandstof, eten, munitie en alle andere benodigdheden.

Pompen op zee

Wereldwijd zijn er heel wat verschillende soorten bevoorraders. Toch hebben ze onderling ook wel veel overeenkomsten, zeker als je ze vergelijkt met andere marineschepen. De meeste bevoorraders hebben bijvoorbeeld grote brandstoftanks. Vanuit die tanks kan brandstof worden overgepompt naar een ander marineschip; dat gaat dan via een slang. Aan boord van de bevoorrader heb je natuurlijk gigantische magazijnen, en soms zelfs gangen waar heftrucks kunnen rijden! Geen wonder dat dit soort schepen meestal vrij groot zijn. Die van de Nederlandse vloot zijn 160 en 169 meter lang.

Weinig bewapening

Dat bevoorraders niet gemaakt zijn om andere schepen aan te vallen, zie je terug in hun bewapening. Die bestaat vaak hooguit uit enkele systemen voor zelfverdediging, zoals bijvoorbeeld het snelvuurkanon tegen raketten, de goalkeeper, en bepaalde ‘stealth’-eigenschappen waardoor het schip minder goed zichtbaar is op de radar. Wanneer een bevoorradingsschip opereert in een gebied waar gevaar dreigt, zal zij daarom altijd worden begeleid door bijvoorbeeld een fregat.

Transportschepen

Bij grote operaties ver van de thuishaven worden vaak transportschepen ingezet. Die heb je in allerlei soorten en maten. De Verenigde Staten, bijvoorbeeld, hebben enorme schepen waarmee grote aantallen voertuigen verplaatst kunnen worden. Zo’n Amerikaans schip kan wel driehonderd meter lang zijn. Wij in Nederland hebben onder andere de Hr.Ms. Rotterdam, een amfibisch transportschip.

Grens van water en land

Onder transportschepen komt het amfibische transportschip het meeste voor. Die heeft niet alleen plaats voor voertuigen, maar ook voor landingsvaartuigen. Amfibisch betekent zoiets als ‘op de grens van water en land’. Eenheden van het Korps Mariniers kunnen er bijvoorbeeld mee aan land worden gezet. Vandaar ook die ruimte voor landingsvaartuigen: met kleine boten kunnen de mariniers dan zelf naar de kust varen. Om dat allemaal zo snel mogelijk voor elkaar te krijgen, hebben de meeste amfibische transportschepen een dok. Dat dok kun je laten vollopen met water, zodat de landingsvaartuigen makkelijk naar binnen of naar buiten kunnen varen.

Middelpunt

Net als bevoorraders hebben transportschepen nauwelijks bewapening aan boord, alleen voor zelfverdediging. Hoewel amfibische transportschepen wel dicht bij de vijandelijke kust komen, zijn ze daar nooit alleen. Altijd zijn er andere marineschepen in de buurt om ze te beschermen: mijnenjagers, onderzeeboten, fregatten, soms zelfs vliegtuigen... Een voordeel is wel dat het transportschip een middelpunt vormt van waaruit de actie kan worden geleid. Aan boord ervan vind je dan ook de meest uitgebreide ziekenhuisvoorzieningen. En als je dan ook nog eens beseft dat transportschepen een supergroot helidek hebben en enorm veel transportruimte, dan snap je wel dat deze schepen ook in vredestijd erg belangrijk zijn voor alle marines.

Januari 2005



Geen opmerkingen:

Een reactie posten