Werkweek van...(6)
Een willekeurige werkweek van…
De matroos Operationele Dienst Nautische Dienst
“Schrobben en schilderen, dat is het beeld dat veel mensen hebben van ons vak”, zegt Cliff Rothof (24), matroos der eerste klasse bij de Operationele Dienst Nautische Dienst (ODND) aan boord van de Hr.Ms. Van Galen. Collega Johan Stegenga (22) kan best leven met dat imago: “Al slaat het natuurlijk nergens op, want we doen veel méér dan dat…” Dat je als ‘naut’ vooral buiten werkt, dat klopt wel, en dat je je handjes flink moeten laten wapperen óók. “Nou, heerlijk toch? Een ander zit liever in de commandocentrale naar een beeldscherm te kijken, maar is niks voor mij. Laat mij maar lekker op het dek lopen!”
Maandag
Cliff, Johan en vier andere matrozen nemen de laatste slokken van hun koffie. Ze hebben net de komende week doorgenomen met de kwartiermeesters (korporaals) en de bootsman (sergeant) van de ODND. Omdat het schip deze week meerdere keren de zee op gaat, is er voor de jongens een hoop te doen. Allereerst moet alles vaargereed en zeevast worden gemaakt. “Iedere ND’er is verantwoordelijk voor één of meer opbergplaatsen op het schip”, zegt Cliff. “Daar liggen dan bijvoorbeeld de kabels en trossen voor het ontmeren en afmeren, het tuig dat gebruikt wordt bij de bevoorrading op zee, de materialen voor het slepen van andere schepen, de bescherm- en blusmiddelen bij brand, kortom, alle spullen die je als naut maar nodig kunt hebben. Ieder checkt z’n eigen hok: of alles compleet en intact is, of er niks kan vallen of schuiven... Onze ‘RIB-paai’, Richard, zorgt ondertussen voor de rubberbootjes boven: die moeten schoon, volgetankt en onmiddellijk inzetbaar zijn.” Johan geeft Cliff een por en taait af: “Ik ga de BOZ-kast controleren. Zie je straks bij het waaigat, oké?”
Dinsdag
Het zogeheten waaigat, waar ook het nodige kabelwerk ligt, is streng verboden voor onbevoegden. Buiten de haven mogen zelfs de ‘nauten’ er niet in, want met een béétje golf kun je hier al overboord slaan. “Man overboord, dat hoop je natuurlijk nooit mee te maken”, zegt Johan. “Maar we zijn er wel altijd op voorbereid.” Gelukkig maar, want ineens wordt er aan stuurboord een drenkeling gesignaleerd. Actie! Een van de RIB’s wordt te water gelaten en Cliff en Johan maken zich klaar om het slachtoffer redden. Niet te snel, niet te langzaam, goed koersen… yesss! De drenkeling wordt opgepikt en veilig aan boord gehesen. “Leuk hoor, de held uithangen”, vindt Cliff. Maar de oefenpop reageert koeltjes als altijd…
Woensdag
Tandenpoetsen, scheren, kuifjes kneden – de jongens doen vanochtend wel érg hun best voor de spiegel. Vanwaar die plotselinge ijdelheid? Johan trekt een onschuldig gezicht, maar spuit nog wel even een lekker luchtje onder zijn oksels. “Nou ja, we varen straks met publiek, dus we willen er gewoon een beetje fris bij lopen.” En dat publiek, wat zijn dat dan voor mensen? Johan doet alsof hij diep moet nadenken. “Eh, volgens mij is het een... een speciale méídenvaardag, zeg maar. We krijgen er een stuk of honderd aan boord, heb ik gehoord...” Ahá! De ‘nauten’ hebben het razend druk voordat het schip met opvarenden – er wapperen veel lange haren op het helidek – goed en wel op zee is. “Dat ontmeren, dat is niet eventjes een kwestie van een paar trossen losgooien, hoor”, zegt Cliff. “We hebben het alleen al over honderden meters touw. Hoe je die naar beneden laat, en weer binnenhaalt, daar zijn allemaal regels voor. Wat dat betreft is de BOZ – de bevoorrading op zee dus – nog veel ingewikkelder, met verschillende lijnen tussen twee schepen, over en weer, plus alle netten en haken en matten en katrollen waar je dan mee te maken hebt.” De meiden mogen de bemanning het hemd van het lijf vragen, en dat doen ze dan ook. “Ik heb ze mijn ‘tuig’ voor de BOZ laten zien, en erover verteld”, zegt Johan aan het eind van de middag. “Was wel lachen: al die verbaasde gezichten!”
Donderdag
Johan zit op het dek met een PBI’er, een matroos der tweede klasse die aan boord van de Van Galen zijn ‘takenboek’ met praktijkopdrachten moet afwerken. Die heeft nog wat moeite met een aantal lastige knopen. Geduldig laat Johan zien hoe het makkelijker kan. “Nou jij! Een paar keer goed oefenen en dan kun je dat laten aftekenen!” Ineens schiet ‘RIB-paai’ Richard als een speer voorbij. “Meekomen!” roept hij, terwijl hij zelf al naar boven snelt. Wat blijkt? De vader van een ander bemanningslid heeft vanmorgen een auto-ongeluk gehad en ligt zwaargewond in het ziekenhuis. De korporaal in kwestie moet onmiddellijk naar hem toe. Met bloedspoed maken Johan en Richard een RIB klaar voor tewaterlating. Nog geen uur later zetten ze hun collega af aan de wal, waar al een taxi op hem staat te wachten. “Hou je taai!” roept Cliff hem nog na. ’s Avonds hoort ’ie dat de korporaal erbij was toen z’n vader wakker werd, en dat de artsen optimistisch zijn. Een hele opluchting!
Vrijdag
Bij regenachtig weer proberen de nauten de dekhuizen – dat wil zeggen: alles wat er boven op het schip gebouwd is – vooral zoutvrij (en roestvrij) te houden door de stalen buitenwanden regelmatig af te spoelen met vloedwater, en de boel te soppen met een soort rijdende schrobber. “Een beetje een wasstraat-idee”, lacht Cliff. “Maar nu het zo lang droog is, kunnen ook wat schilderen. Roestplekken kaal halen, tot op het staal, en daarna de boel weer goed in de verf zetten.” Ondertussen neemt Johan het anker onder handen. “De borgingen waar dat ding aan vast hangt, moeten altijd goed gesmeerd zijn en mooi zwart blijven.” Schrobben en schilderen – soms hoort het er gewoon bij… “En daar is hélemaal niks mis mee”, vindt Cliff. “Maar zeg nou zelf: het is toch maar een heel klein onderdeeltje van ons werk...?”
Oktober 2006
Geen opmerkingen:
Een reactie posten