woensdag 21 oktober 2009

Wist je dat...(11)

Dekken, dekken, dekken over bakboord!”

Soms pakt een werkdag op een marineschip ineens heel anders uit dan verwacht: was je van plan om gehaktballen te draaien voor de hele bemanning, sta je ineens in een hittewerend pak met een brandslang in je hand… Raar? Nee hoor! Iedereen aan boord heeft namelijk één of meerdere extra taken, zodat allerlei noodsituaties meteen door de eigen bemanning bestreden kunnen worden. En daar wordt vrijwel elke week zo realistisch mogelijk mee geoefend. In dit nummer: brand en averij.

Wanneer de bemanning van een schip eenmaal is samengesteld en alle hoofdtaken verdeeld zijn, wordt er voor diezelfde bemanning een zogeheten ‘rollenkaart’ opgesteld: wie doet wat in geval van…? Op jouw persoonlijke rollenkaart staat waar je moet zijn en wat je moet doen in welke situatie. Bijna iedereen aan boord is wel ingedeeld bij het ZWBP (Zeewacht Brandpiket) en in de ‘averijrol’ (bij scheuren of gaten in de scheepswand), twee heel belangrijke rollen voor de bedrijfsveiligheid. Hoewel brand en averij in werkelijkheid gelukkig maar heel zelden voorkomen, moet de bemanning er altijd op voorbereid zijn. Vandaar dat er eindeloos mee wordt geoefend. Echte brandjes blussen en echte scheuren stutten – dat heeft iedereen al een keer moeten doen op de Plaat, het oefenterrein van de NBCD-school in Den Helder.

Iedereen in z’n rol


Maar stel, er komt – in het echt – een brandmelding binnen bij de Technische Centrale (TC), omdat er ergens een rookalarm is afgegaan. Als de melding inderdaad blijkt te kloppen, wordt dat door de scheepsomroep gepraaid: “Brand brand brand!”, gevolgd door het deel van het schip (het compartiment) waar de brand zich bevindt. Iedereen die is ingedeeld bij het brandpiket, gaat naar de plek die op z’n rollenkaart vermeld staat. De mensen die daadwerkelijk moeten gaan blussen, rennen meteen naar de plek van de brand. De mensen van de MAD, de Medische Actie Dienst, komen samen op een plek ver van de brand vandaan, waar ze eventuele gewonden veilig kunnen helpen. De mensen van de Technische Dienst (TD) en de Wapentechnische Dienst (WD) houden controle op de machines die door de brand schade zouden kunnen oplopen. Zij moeten de TC continu informeren over wat het schip nog wel en niet kan. Ook de ‘niet-ingedeelden’ verzamelen zich en staan klaar om waar nodig te assisteren.

TC als regelcentrum

Ondertussen leidt de NBCD-officier de brandbestrijding vanuit de TC. Hij krijgt daar informatie binnen vanuit alle verschillende posten, ordent die, en maakt dan via de scheepsomroep steeds de situatie bekend: via welke route de brand wordt aangevallen, op welke plek de leider hoofdploeg zich bevindt, waar de rookgrenzen zijn… Via headsets houdt iedereen contact met elkaar en wordt de TC op de hoogte gehouden van wat er zich op het schip afspeelt, om dat weer aan de commandant door te kunnen geven, maar ook om de bemanning goed te kunnen instrueren.

Als de brand geblust is, wordt dat bekend gemaakt over de scheepsomroep. Een schildwacht blijft nog een tijdje ter plaatse, om te checken of er niet toch nog ergens een brandhaardje zit, of dat er iets nasmeult, want door de rook kun je dat niet altijd makkelijk zien. Is de rook op een gegeven moment afgevoerd en wordt alles weer veilig bevonden, dan zal het schip na zo’n brand meestal zo snel mogelijk naar de haven willen.

Schade aan de scheepswand

Een andere calamiteit die om een strak bestrijdingsplan vraagt, is averij, oftewel schade aan de scheepswand. Averij kan ontstaan doordat een ronddobberende zeecontainer tegen het schip aan komt, door een aanvaring met een ander schip, of doordat het schip tegen de grond loopt, bijvoorbeeld. De brug speelt hierbij een belangrijke rol: daar zitten immers de ogen van het schip, die vanaf de brugvleugels kunnen zien wat er om het schip heen gebeurt. Is een aanvaring niet meer te voorkomen, bijvoorbeeld aan stuurboordzijde, dan gaat er een alarm af en wordt er over de scheepsomroep gepraaid: “Rood sluiten! Rood sluiten!” en meteen erachteraan: “Dekken dekken dekken over bakboord!” Iedereen moet dan snel alle luiken en deuren met een rode rechthoek erop sluiten – het schip wordt daardoor als het ware verdeeld in zes afzonderlijke waterdichte compartimenten – en dan zichzelf in veiligheid brengen…

Is het schip inderdaad aangevaren, dan begint iedereen van de averijrol met een ‘blanket search’: allemaal moeten ze een bepaalde route af lopen om te controleren of daar niks aan de hand is. Zodra bekend is waar de scheuren zijn, hoe groot het gat is, of er water binnen loopt, en of het onder of boven de waterlijn is, gaat de TC op basis van dat plaatje teams inzetten om de calamiteit te bestrijden.

Stutten met matrassen, dekens, een plaat een staaf…

De volgende stap is het stutten van het gat. Als het echt niet anders kan, wordt er uitgeweken naar de uiterste noodoplossing: het compartiment opgeven. Je laat het dan vollopen, maar omdat de ‘rode’ deuren verder allemaal zijn gesloten, komt het water niet verder dan dit ene compartiment en kan het schip blijven drijven. Gaat het om wat kleinere scheurtjes, dan probeer je die zo goed mogelijk te stutten. De materialen die daarvoor nodig zijn, liggen op verschillende plekken in het schip. De scheur wordt bedekt met dekens en matrassen, waar een plaat tegenaan gaat en waar vervolgens een uitschuifbare staaf tegenaan wordt gedrukt, het andere uiteinde van de staaf tegen de tegenoverliggende muur in de ruimte. Die staaf moet goed op spanning staan om de plaat op z’n plek te houden. Voor even is dit oké, maar over het algemeen geldt toch dat een schip met averij zo snel mogelijk naar een haven moet zien te komen om de schade écht te laten repareren.

Januari 2008

Geen opmerkingen:

Een reactie posten