Navigatie..
Hoe je een schip van A naar B vaart...Navigeren is teamwork!‘We meerden af in de haven van Oslo.’ ‘Onderweg naar de Antillen kwam er een bevoorrader langszij.’ ‘We voeren in verband met een aantal Britse marineschepen.’ Het klinkt misschien simpel allemaal, maar er komt nog heel wat bij kijken om in dit soort situaties een schip te manoeuvreren. Maartje van der Maas (24) is wachtsofficier bij de Marine en weet er alles van.
Van A naar B varen en zorgen dat dit veilig gebeurt, dat is kort gezegd waar het bij navigeren om draait. “Soms is het niet zo heel ingewikkeld”, vertelt Maartje. “Bijvoorbeeld als je de oceaan oversteekt en er verder geen obstakels of bijzondere dingen zijn. Dan kan ik als officier van de wacht met alleen de roerganger (de matroos die het schip bestuurt) en één uitkijk op de brug staan om het schip veilig te varen.”
Bevoorrading op zee
Met z’n drieën navigeren kan eigenlijk alleen in het makkelijkste geval. Als je midden op zee in verband vaart met andere schepen, wordt het al meer opletten. “Het hangt er dan natuurlijk wel vanaf hoe ver je uit elkaar zit”, zegt Maartje. “Maar als een ander schip echt dichtbij komt, bijvoorbeeld om te RAS’sen – Replenishment At Sea, dat betekent dat er een ander schip langszij komt om jou te bevoorraden met brandstof – dan moet je wel heel nauwkeurig te werk gaan. Je wilt per slot van rekening niet dat het bevoorradingstuig breekt, bijvoorbeeld, of dat je tegen het andere schip op vaart.
Nauw vaarwater
Het lastigst navigeren is de aanloop naar een haven, vaak in nauw vaarwater. “Je staat dan soms wel met vijftien man op de brug om het schip te manoeuvreren. Plus dan nog de mensen die er gewoon bij komen staan omdat het zo’n mooi gezicht is, als je langs een grillige kust een haven binnen vaart.” De centrale persoon bij het moeilijkere navigeerwerk is de NAVO, de navigatieofficier. Die combineert alle informatie die hij krijgt van de drie wachtsofficieren (radar en kaart), de twee uitkijken (matrozen) en de verbindelaar (matroos). Aan de hand daarvan geeft hij instructies aan de roerganger. Bij ingewikkelde handelingen staat er ook altijd iemand van de Technische Dienst op de brug, voor als er iets misgaat met een van de machines. Verder wordt er meegekeken door de commandant en door het Hoofd van de Operationele Dienst.
Drie wachtsofficierenOngeveer een week voordat een schip een haven in gaat, begint een van de wachtsofficieren al met het voorbereiden van de kaart. “Die is heel belangrijk bij zo’n manoeuvre”, zegt Maartje. “Op de kaart staat precies welke koers je moet volgen, wanneer je moet draaien, hoe ver het nog is en waar het ondiep is.” Tijdens het binnenvaren houdt een andere officier van de wacht de omgeving in de gaten met de radar. De derde wachtsofficier vult het brugjournaal in en controleert of de roerganger en de uitkijken hun werk goed doen. “Zo ben je met een heel team bezig om het schip uiteindelijk op de goede plek te krijgen. Altijd weer spannend – maar als het dan lukt, ook altijd weer superleuk!” Maartje van der Maas kwam in 1999 op voor de officiersopleiding aan het KIM. Uit vijf verschillende richtingen koos ze voor de Zeedienst, omdat het haar leuk leek om echt bezig te zijn met het varen van het schip. Tijdens haar opleiding voer ze een aantal keren mee op de Van Kinsbergen, het opleidingsvaartuig van de Marine. Aan boord van een mijnenjager ging ze naar Noord-Europa en voor haar PBI (stage) heeft ze een jaar lang aan boord van een fregat rondgevaren in het Caribisch gebied. “De voornaamste reden waarom ik bij de Marine wilde, was dat ik wat van de wereld wilde zien. En dat lukt dus aardig!”Juli 2005
Geen opmerkingen:
Een reactie posten